Anouar Brahem - Esthetiek is mijn enige drijfveer

Door France Dubois, Op 30/10/15
Deel via

Een interview met de Tunesische grootmeester Anouar Brahem, die in Bozar zijn nieuwste show Souvenance kwam voorstellen.

Je hebt voor het eerst samengewerkt met een orkest. Hoe is die muzikale ontmoeting verlopen? Hoe groot was de uitdaging?

Die aanpak was mij inderdaad volledig onbekend. Ik had eerder wel al enkele gelijkaardige voorstellen gekregen van festivals of orkesten zelf, maar ik heb de boot steeds afgehouden omdat ik me er nooit klaar voor voelde. Ik heb heel bewust de tijd genomen om na te denken of dit wel de artistieke richting was die ik uitwilde en of het geen lichtzinnige bevlieging was. Ik heb namelijk geen klassieke achtergrond. Maar toen ik aan de eerste arrangementen begon te werken kwam ik verrassend genoeg tot de vaststelling dat het niet zonder piano en orkest kon. 

We kennen je inderdaad van je sobere, intieme composities. Nooit schrik gehad dat het te bombastisch zou worden? 

Eigenlijk niet. Er zijn weinig dingen die me schrik aanjagen als het over muziek gaat. Ik hou net van de gedachte om onbekend terrein te verkennen. Het was eerder de onzekerheid over hoeveel chemie er zou ontstaan met het orkest, want veel meer dan enkele vage ideeën waren er niet in het begin. Uiteindelijk zorgt het orkest onmiskenbaar voor een zekere grootsheid, maar tegelijkertijd vind ik het vrij dicht aanleunen bij kamermuziek, waardoor het toch nog een zekere intimiteit behoudt. Daar kon ik me meteen in vinden. 

De show heet Souvenance. Wat zijn uw eerste muzikale (jazz)herinneringen? 

Souvenance verwijst niet naar een ver verleden of een nostalgie naar weleer. Ik was eerder op zoek naar een titel die alludeert op heel recente herinneringen. Maar om op je vraag te antwoorden: mijn eerste herinneringen zijn het geluid van de oed, een instrument dat me van kleins af aan fascineerde en dat ook een hoofdrol speelde tijdens mijn opleiding aan het conservatorium in Tunis. Toen ik begin jaren 80 besliste om naar het kosmopolitische Parijs te trekken en er de muzikanten te ontmoeten die ik zo vaak op de radio had gehoord, ontdekte ik jazz. Aanvankelijk zagen mensen vooral een traditionele muzikant in mij, maar geleidelijk aan ben ik meer en meer gaan samenwerken met jazzmuzikanten zoals François Couturier, iemand met wie ik dertig jaar later nog steeds samenwerk.

Het is ook tijdens die periode dat u Maurice Béjart tegen het lijf bent gelopen. 

Klopt. Dat was even dagdromen! Ik was pas in Parijs aangekomen. Ik was een grote fan van dans, dus ik wist heel goed wie hij was. Toen al was hij een grote naam in het wereldje: hij had de moderne dans helemaal op zijn kop gezet. Op een dag kreeg ik een telefoontje van één van zijn medewerkers om te zeggen dat hij me wilde ontmoeten. Het werd een prachtige ontmoeting en een mooi avontuur met een Grote Meneer.

We mogen zeggen dat u ‘traditionele’ muziek maakt, maar zelf houdt u niet van het etiket wereldmuziek? 

Mijn muzikale opleiding was erg traditioneel, zeker en vast. Je zou die muziek ouderwets kunnen noemen, maar vergeet niet dat de meesters die ze componeerden in hun tijd de traditie radicaal vernieuwd hebben. Ze hebben de grenzen verlegd en hebben daar destijds trouwens heel wat kritiek voor moeten slikken. 

‘Wereldmuziek’ vind ik nogal een hol begrip. Is niet alle muziek wereldmuziek? Alleszins, die vraag komt nooit bij me op wanneer ik muziek aan het schrijven ben. Mijn belangrijkste overweging tijdens het creatieproces heeft met esthetiek te maken, nooit met identiteit. Ik vertrouw volledig op mijn intuïtie. 

Meer info over het Hello Jazz Festival : www.hellojazz.be